Het traditionele woonhuis in Wallis bestaat uit een combinatie van metsel- en houtwerk en bevat maar één woonetage voor tijdelijk gebruik.
De onderbouw is van steen en bevat een een driedelige kelder met daarboven een ruimte voor levensmiddelen (voorraadkamer). De woonetage bestaat uit twee delen: aan de voorzijde een houten woonkamer en achteraan een stenen keuken. De woonkamer is bereikbaar via een trap en via de keukendeur. In de stenen keuken wordt vuur gemaakt (brandveiligheid!). Een uitgeholde steen dient als afvoer. |
De stallen hebben ook meestal een stenen onderbouw die half in de grond is gebouwd. Meestal is het onderste gedeelte een ruimte voor het vee en een voor kleinere dieren, met een kleine houten toegangsdeur. Daarboven bevindt zich de schuur met de nodige hooivoorraad met verticale of horizontale houten balken met daartussen kleine openingen voor de verluchting. |
Typisch voor de streek zijn de raccards (graanschuren) en greniers (voorraadschuren).
Het fundament kan een eenvoudige balkconstructie of een stenen onderbouw zijn, die meestal als kelder dient. De bovenbouw, vervaardigd uit horizontale houten balken waartussen de lucht kan circuleren, staat op houten pijlers waarop een ronde platte steen rust. Afhankelijk van de grootte zijn er 4 tot 9 pijlers.
De stenen platen dienen om knaagdieren te weren, vandaar de naam ‘muizenstenen’. Deze pijlers en stenen maken dat de bodem van het gebouw zich boven het grondoppervlak bevindt. Zo beschermt men de schuur tegen de sneeuw en ontstaat een luchtcirculatie, nodig om de graanschoven verder te laten drogen.
Het fundament kan een eenvoudige balkconstructie of een stenen onderbouw zijn, die meestal als kelder dient. De bovenbouw, vervaardigd uit horizontale houten balken waartussen de lucht kan circuleren, staat op houten pijlers waarop een ronde platte steen rust. Afhankelijk van de grootte zijn er 4 tot 9 pijlers.
De stenen platen dienen om knaagdieren te weren, vandaar de naam ‘muizenstenen’. Deze pijlers en stenen maken dat de bodem van het gebouw zich boven het grondoppervlak bevindt. Zo beschermt men de schuur tegen de sneeuw en ontstaat een luchtcirculatie, nodig om de graanschoven verder te laten drogen.
Bij een raccard is er slechts één kleine toegangsdeur die met een eenvoudige knevel wordt gesloten. Deze deur draait naar buiten om het dorsen in de schuur mogelijk te maken.
De graanschoven worden aan twee zijden van de schuur gestapeld. In de winter worden ze gedorst, het graan wordt opgeslagen in de graanbak van de voorraadschuur en het stro wordt terug op de plaats van de schoven gestapeld. |
Een grenier is op dezelfde wijze gebouwd als de graanschuur, alleen zijn de balken vierkant
gemaakt, zodat ze beter op mekaar passen en weinig kieren vertonen. De deur is
met een slot afgesloten. Kleinere voorraadschuren met vier pijlers behoren
meestal toe aan één eigenaar.
Meestal bezitten meerdere eigenaars een deel van een grotere voorraadschuur. Iedere eigenaar heeft een eigen toegangsdeur naar zijn deel van de voorraadschuur. Vanaf de eerste verdieping is er een trap naar hogere verdiepingen. Om op de eerste verdieping te geraken klimmen ze langs houten of stenen uitsteeksels. Soms is er ook een wegneembare trap voorzien. Men bewaart hierin brood, gedroogd vlees, graan, en vaak ook feestkleding, belangrijke documenten en tinnen potten en schotels. |